In ons extreme zoeken naar geluk hebben we de wereld op haar kop gezet. “We reiken steeds hoger, maar zinken steeds dieper. Verlang naar iets wat de reclame of publieke opinie je influistert en daar ga je…, het einde is zoek”, aldus cultuurfilosoof Jan Drost in zijn boek ‘Denken helpt’. Waar gaat het nu echt om in het leven? Wat doet ertoe, als het er echt op aan komt? En hoeveel heb jij nodig om gelukkig te zijn?
Genoegens kennen geen einde
Wie veel nodig heeft maakt zich van veel afhankelijk. Hoe meer buitenwereld je nodig hebt -denkt nodig te hebben- hoe minder zelfredzaam je bent. Iemand die in zijn leven blijft zoeken naar meer en mooier en beter, kent geen grenzen en zal dus nooit een rustige en vredige staat bereiken. Het kan namelijk altijd beter, groter, mooier en meer. En je bent het ook zo weer kwijt. Zo bereiken we juist het tegendeel van geluk: angst, onvrede, onrust en een vreemd gevoel van gemis.
Genot is vrij zijn van angst en pijn
De Griekse denker Epicurus stelde zichzelf zo’n 300 jaar voor Christus al de vraag: “In wat voor wereld leven wij?” Hij wilde niets liever dan genieten van het leven, maar merkte dat dit niet lukte zolang hij bang was. Als we dus gelukkig willen zijn moeten we ervoor zorgen dat we van de angst afkomen. Dat is lastig, want zo ondervinden we ook in Coronatijd weer letterlijk en figuurlijk aan den lijve: angst kent vele vormen. Mensen kunnen voor zo ongeveer alles bang zijn. Zelfs voor niets. Of juist om alles in het leven te verliezen.
Het grootste geluk is de afwezigheid van gemis.
Waarom geven we ons over aan verlangens die ons alleen ontevreden stemmen en ons afleiden van wat echt van belang is? Volgens Epicurus gebeurt dit omdat we ons willen afleiden van de pijn die we voelen over dingen die onmisbaar zijn, bijvoorbeeld als we te weinig liefde ervaren, of ons eenzaam en onveilig voelen. We richten ons dan op het bevredigen van andere verlangens om de pijn van het gemis te verminderen, schrijft Lammert Kamphuis in zijn boek Filosofie voor een weergaloos leven. Of zoals Epicurus het zegt: “Wanneer we geen pijn hebben, hebben we geen behoefte meer aan genot.”
Een Epicurist laat in zijn levensstijl zien dat hij met weinig genoegen neemt. Volgens Epicurus zijn er in het leven drie soort genoegens:
1. De natuurlijke en noodzakelijke behoeften
Daaronder kunnen we alles verstaan wat een mens nodig heeft om in leven te blijven: Voedsel, onderdak, kleding. Zuurstof. Warmte. Veiligheid, Slaap. Voor de meesten van ons liggen deze genoegens nog steeds binnen handbereik. De behoefte aan water komt voort uit dorst. Drink een glas water en de dorst verdwijnt, beter dan dat wordt het niet.
2. Natuurlijke en niet-noodzakelijke behoeften
Deze genoegens zijn fijn om te hebben, maar je gaat er niet aan dood als je ze niet hebt: In plaats van water en brood bijvoorbeeld champagne en kaviaar en alles er tussenin. In plaats van één dan boven je hoofd, twee huizen of een enorme villa. In plaats van je beide voeten een fiets, auto of limousine om je te verplaatsen. Veel dure kleren, vaak op vakantie. Fijn om van te genieten, zolang je maar niet denkt dat het noodzakelijk is voor een gelukkig leven.
3. Niet-natuurlijke en niet-noodzakelijke behoeften
Hier gaat het om rijkdom, status, aanzien, extreme luxe, alle genoegens waarvan we ons hebben laten aanpraten dat we niet zonder kunnen: Miljonair willen zijn, altijd de laatste mode willen volgen, door iedereen aanbeden willen worden, altijd de goedkoopste all-inclusive vakantievlucht willen bemachtigen op vakantieveiling.nl. Als de één iets heeft, wil de ander het ook en nog meer en beter en groter. Deze genoegens kennen geen einde. En we worden er niet gelukkiger van.
De Duitse filosoof Arthur Schopenhauer (1788-1860) legde in navolging van Epicurus uit wat het probleem is met dit soort verlangens:
“Met het proeven van rijkdom is het net zo als met het drinken van zeewater: je krijgt er alleen maar meer dorst van”
Ons lichaam is deel van de natuur, bij afwezigheid van pijn, ziekte en gemis zouden we er gelukkig mee kunnen zijn. Epicurus stelt dat genot het hoogste goed is, maar dat je dit pas kunt bereiken wanneer je leert om je verlangens in toom te houden. De Griekse filosoof vat het alsvolgt samen: “Met moet niet door het verlangen naar wat men mist bederven wat men heeft.” Daarom drukte hij ons op het hart:
“Van ieder moment van de tijd dat er bijkomt moet de waarde worden erkend, alsof het door een ongelooflijke buitenkans geschiedde.”
Ben je op dit moment gezond? Werkt alles naar behoren? Geen pijn? Heb je er wel eens bij stil gestaan hoe bijzonder dat is, wat een rijkdom dat is?
Geciteerde bronnen: Jan Drost, ‘Denken helpt. Lammert Kamphuis, ‘Filosofie voor een weergaloos leven’